Toetsen en lesgeven zijn twee verschillende processen die zich binnen een school afspelen. Als men het over “het onderwijs” in algemene zin heeft wordt vaak, terecht, de gehele keten van werving van leerlingen of studenten tot en met het uitreiken van een diploma of ander waardepapier zoals een certificaat bedoeld.

De hele onderwijsketen bestaat uit de volgende stappen:

  1. Werving van leerlingen of studenten, de juiste doelgroep bereiken voor het aanbod dat de school heeft.
  2. Intake, het plaatsen van de leerling of student in de juiste opleiding, klas en niveau.
  3. Aanbieden van onderwijs waarbij de leerling of student zich in voldoende mate bekwaamt in wat dan ook maar het gestelde doel is
  4. Toetsen en examineren, het inzetten van een meetinstrument om te kunnen bepalen in hoeverre de leerling of student aan de gestelde doelen voldoet.
  5. Diplomeren, pas als de leerling of student heeft aangetoond in voldoende mate te voldoen aan de gestelde doelen.

Het uitvoeren van onderwijs en het organiseren van onderwijs zijn twee wezenlijk verschillende zaken.

Waar de uitvoering van het onderwijs begint bij stap 1 begint het organiseren van onderwijs bij stap 5.

Stap 5: het diplomeren. De doelen staan vast en kunnen niet veranderd worden. Voor ieder type onderwijs geldt een Ministeriële Beschikking waarin is vastgelegd wat de eindtermen of doelen per opleiding zijn. Het enige dat de school kan of moet doen is intern overleggen op welke manier de doelen of eindtermen geïnterpreteerd worden. Op basis daarvan (de doelen en de interpretatie daarvan) worden stukken ontwikkeld om richting te geven aan de uitvoering. Denk bijvoorbeeld aan een Onderwijs en Examenregeling per opleiding, een Handboek Examinering en een BPV (stage) beleid.

Stap 4: het toetsen en examineren. Voordat de lessen beginnen, en zelfs voordat bekend is wie in de klas komen te zitten, worden de toetsen opgesteld. De toets is hiermee niet meer afhankelijk van de les, maar de les wordt afhankelijk van de toetsplanning (wanneer wordt welke toets afgenomen op welke manier m.b.t. welke vastgestelde doelen?). Een toets of examen is eigenlijk een meetinstrument waarmee de leerlingen of studenten kunnen aantonen of zij aan de gestelde doelen voldoen. De inhoud van de toets zal moeten aansluiten op de gestelde doelen en de toetsvorm zal moeten aansluiten bij de taxonomiecode die bij het doel hoort (voor meer informatie over taxonomiecodes: Google eens naar de taxonomie van Romiszowski of de taxonomie van Bloom. Dit zijn de meest gebruikte op Curaçao).

De toetsen zijn dus in principe al klaar voordat de leerlingen of studenten les krijgen.

Het streven van de school is om de toetsen zo valide, transparant, en betrouwbaar mogelijk op te stellen. De leerling of student heeft recht op een objectieve meting van zijn kennen en kunnen ten opzichte van de doelen.

Helaas is het toetsen van leerlingen en studenten op veel scholen vaak een ondergeschoven kindje: we doen het omdat het nu eenmaal moet.

Stap 3: aanbieden van onderwijs. Tijdens het leerproces wordt de hele trukendoos aan didactische vaardigheden opengetrokken om de leerlingen of studenten zo goed mogelijk onderwijs aan te bieden. Wat er eigenlijk tijdens het aanbieden van onderwijs gebeurd is het voorbereiden van de leerling of student op de toets die gaat komen. Door juist het onderwijs af te stemmen op de toetsen en daarmee op de gestelde doelen of eindtermen krijgt de leerling of student een zo eerlijk mogelijke kans om zijn kennen en kunnen in relatie met de doelen aan te tonen. Hoe jammer het misschien ook is om als docent je eigen stokpaardje vaarwel te moeten zeggen, het gaat er om dat leerlingen en studenten kunnen aantonen in voldoende mate kundig en vaardig te zijn.

Over stap 1 en 2 zal ik verder niet uitweiden, hoewel deze natuurlijk ook van wezenlijk belang zijn voor het succes van de opleiding. Door bijvoorbeeld de juiste student in een verkeerde opleiding te plaatsen is het vragen om problemen. Demotivatie, desinteresse en opstandig/vervelend gedrag zijn daar vaak het gevolg van, waardoor de leerling of student als drop-out, push-out of walk-out eindigt.

 

Constructive alignment

De doelen, de toetsing en het onderwijs zullen op elkaar moeten worden afgestemd.

Door alleen te toetsen wat in de doelen staat, en alleen de stof aan te bieden die getoetst wordt zal afstemming bereikt worden. De leerling of student weet precies wat er van hem verwacht wordt tijdens een toets, en de toets zelf doet dan ook een eerlijke, objectieve uitspraak over hoe zijn kennis, vaardigheden en/of houding zich verhoudt in relatie met de gestelde doelen.

Als deze drie zaken niet, of in onvoldoende mate, op elkaar zijn afgestemd geeft de toets dus een vertekend beeld over kennis, vaardigheden en/of houdingsaspecten. Voor een leerling of student kan dat dramatische gevolgen hebben. Op basis van toetsen die niet zijn afgestemd met de doelen en het onderwijs kan de leerling of student blijven zitten, zakken voor het examen, of bijvoorbeeld van school gestuurd worden wegens te vaak zijn blijven zitten.

Het is dus van het grootste belang dat toetsen zijn opgesteld volgens de drie genoemde kwaliteitscriteria: validiteit, betrouwbaarheid en transparantie.

 

Goede toetsen

Een toets is goed als het aan de drie genoemde kwaliteitscriteria voldoet.

De toets is valide als er alleen gemeten wordt wat er gemeten moet worden (namelijk de doelen, eindtermen, competenties of hoe ze genoemd worden in de verschillende onderwijstypen).

Een toets is betrouwbaar als de resultaten gereproduceerd kunnen worden, en een toets is transparant als alle betrokkenen op de hoogte zijn van hoe getoetst wordt en wat de leerling of student moet presteren voor de kleinst mogelijke voldoende.

Voordat de school het proces van toetsing gaat inrichten zullen er een aantal zaken duidelijk moeten zijn:

  • Wat zijn de doelen die de student moet aantonen?
  • Welke toetsvormen worden gehanteerd op school (schriftelijke, mondelinge en/of praktische toetsen)?
  • Welke (standaard) formulieren gebruikt de school of wil de school ontwikkelen om te kunnen gebruiken?
  • Welke procedures moeten er gevolgd worden voordat een toets “goedgekeurd” aan de leerlingen of studenten kan worden voorgelegd?

Bij het proces van toetsconstructie heeft het de voorkeur om de toetsen te laten opstellen door onafhankelijke toetsconstructeurs. Dat hoeven niet per se de docenten te zijn die de klas ook lesgeven. Sterker nog, het heeft de voorkeur om geen toetsen te maken voor klassen die de docent zelf lesgeeft. Dit bevordert de objectiviteit in hoge mate.

Daarnaast zal een opgestelde toets ook moeten worden vastgesteld. Een ander, een docent maar dat kan ook iemand uit het beroepenveld zijn of samen, kijkt de toets nog eens kritisch na voordat deze wordt afgenomen. Er wordt dan nog eens gekeken of de vragen/opdrachten aansluiten op de doelen, of de toetsvorm ook het meest geschikt is voor het doel dat de leerling of student aan moet tonen, of de vragen/opdrachten correct geformuleerd zijn, of de cesuur (de grens tussen een voldoende en een onvoldoende) duidelijk en realistisch is, en of de toets voldoende relevante informatie verschaft over het presteren van de leerling/student in relatie met de doelen.

Goede toetsing is daarom essentieel in alle typen onderwijs, van Funderend Onderwijs tot het Hoger Onderwijs. Zonder een deugdelijke toetsing in het onderwijs nu is er straks geen goede beroepsuitoefening mogelijk.

Voor het leren opstellen van kwalitatief goede toetsen worden trainingen aangeboden. EduDesign Caribbean voert momenteel een trainingstraject uit voor het RKCS waarbij alle docenten in het Funderend Onderwijs getraind worden.

 

Meer of juist minder toetsen?

Navraag binnen het Funderend Onderwijs leert dat er gemiddeld per week 4 toetsen worden afgenomen in de verschillende educatiegebieden. Omdat een schooljaar 40 weken heeft zou dit betekenen dat de leerlingen in het FO jaarlijks gemiddeld 160 toetsen te verwerken krijgen. Voor de duidelijkheid, dat zijn er binnen de 8 jaren dat een kind het FO doorloopt 1280.

De vraag is of dat wenselijk is, en of zo veel toetsen ook nog wel een correct overzicht geven van het presteren van de leerling. Immers, in het gemiddelde van 160 toetsen maak een 1 meer of minder ook niet zo veel uit. Daarnaast, de docent wordt vaak geacht zelf de toetsen op te stellen in een schooljaar en deze ook weer na te kijken. Gemiddeld bestaat een klas of groep in het FO uit 28 leerlingen, dus de docent heeft jaarlijks zo`n kleine 5.000 (vijf duizend) gemaakte toetsen na te kijken.

In het voortgezet onderwijs is het niet anders. Op veel scholen is het schooljaar in 4 gelijke periodes verdeeld. Docenten worden vaak geacht om per periode minimaal 3 cijfers te produceren om het gemiddelde voor het vak uit te kunnen rekenen. Aan het eind van het jaar heeft de docent 12 toetsen afgenomen (4 periodes maal 3 toetsen).

Op zich lijkt dat niet zo veel, maar bedenkt u zich wel dat de leerling gemiddeld per jaar 10 tot 12 vakken op school volgt.

Een veel gehoorde klacht in het onderwijs is dat leerlingen en studenten vaak niet gemotiveerd zijn. Op zich is het ook niet zo vreemd dat een leerling of student zich niet altijd kan opladen voor 120 toetsen.

Door de bomen is ook bijna het bos niet meer te zien, helemaal als toetsen niet voldoen aan de kwaliteitseisen. Een leerling of student kan dan het gevoel krijgen waar hij in vredesnaam aan begonnen is.

Maar waarom willen we alles afzonderlijk en geïsoleerd toetsen? Om zeker te weten dat de leerling het ook weet?

Zeker in het beroepsonderwijs kan ontzettend veel toepasbare kennis worden getoetst aan de hand van praktische vaardigheidstoetsen. Aan het uitvoeren van handelingen ziet de docent of de leerling of student snapt waar hij mee bezig is. Zonder voldoende relevante (beroeps)kennis kunnen beroeps specifieke handelingen niet worden uitgevoerd. Stel, in het horeca onderwijs krijgt de leerling de opdracht om een uiensoep te maken. Als hij met een bos wortelen aan komt zal hij nooit een goede uiensoep kunnen maken. De leerling moet dus in dit voorbeeld weten wat uien zijn, begrijpen hoe hij het recept moet maken om het vervolgens uit te kunnen voeren.

Zo geldt dat ook voor vakken onderling. Waarom leren leerlingen op het HAVO bijvoorbeeld een sollicitatiebrief schrijven in vier talen en even zo veel verschillende formats? Wat bij de ene docent juist goed is daar gaat een andere docent met de rode pen doorheen. Ook de afstemming tussen de verschillende vakken en docenten op school is dus van belang.

Minder toetsen op zich, maar ook meer op elkaar afgestemde toetsen is dan ook het advies.

 

Geïntegreerde toetsen

Een voorbeeld van een geïntegreerde toets is een assessment. Als afsluiting van de opleiding doet de student slechts 1 toets. Vaak is dat wel een toets die over meerdere dagen is uitgesmeerd, bijvoorbeeld van maandag tot en met vrijdag van 08.00 tot 14.30 uur. Vooral in het beroepsonderwijs is dat ook het uiteindelijke doel: kan de student functioneren in een beroepscontext?

Alleen dat resultaat telt en bepaalt of de student slaagt of zakt. Op Curaçao zijn we dat niet zo gewend, maar het heeft wel degelijk voordelen. Al de tijd die op scholen nu besteed wordt aan toetsen kan ook besteed worden aan onderwijs, projecten of andere leermomenten.

Ga er eens van uit dat een toets gemiddeld een uur duurt. Met 120 toetsen per jaar praten we dan al over 3 volledige werkweken van 40 uur die de student bezig is met het maken van toetsen.

Een simpel rekensommetje. Een schooljaar bestaat uit 40 weken. Daar gaan een aantal weken vanaf zoals introductieweken, roosters en boeken uitdelen, vergaderingen die half onder schooltijd vallen, stages in het beroepsonderwijs en dergelijke. Op het SBO (het secundair beroepsonderwijs) heeft een student gemiddeld maar 20 weken per jaar les, en is hij gemiddeld 20 uur per week op school aanwezig (een lesuur telt 45 minuten in plaats van 60). Als er van die 400 uur ook nog pak hem beet 100 uur getoetst moet worden, hoeveel les krijgt de student dan nog? En belangrijker, is dat voldoende om de student goed genoeg voor te bereiden op het echte werk, namelijk als gediplomeerde aan de slag in een betaalde baan?

Zeker in het beroepsonderwijs draait het om het uitvoeren van een authentieke taak in een authentieke context. Waarom wordt er dan nog zo veel schriftelijk getoetst en waarom is het beroepenveld nauwelijks betrokken bij de toetsing? Toegegeven, de BPV of stage is onderdeel van de opleiding waarbij de leermeester in het bedrijf mede-beoordeeld. Door als school zo veel mogelijk in eigen hand te houden bestaat het gevaar dat studenten niet meer worden opgeleid voor een beroep, maar worden opgeleid voor een diploma. Met kwalitatief goede toetsen kan dat ondervangen worden, maar dan zal de school wel naar het bedrijfsleven toe moeten gaan en het bedrijfsleven moeten betrekken bij onderwijs en toetsing.

EduDesign Caribbean biedt in samenwerking met Cito (Nederland) een assessorentraining aan waarbij professionals uit zowel het onderwijs als het bedrijfsleven getraind worden om te kunnen beoordelen op de werkvloer (of een simulatie daarvan).

Voor verdere vragen over toetsing, toetskwaliteit en trainingen kunt u contact opnemen met Hayo Vink van EduDesign Caribbean, 560-0117 of hayo@edudesigncaribbean.cw.