Iedere beroepsopleiding kent één of meerdere stageperiodes. De stage kan als doel hebben dat studenten in de praktijk toetsen wat ze op school geleerd hebben (BOL of Lerend Werken), of nieuwe vaardigheden leren die later op school getoetst worden (BBL of Werkend Leren).

Het behoeft verder geen betoog dat de studenten van een BOL-, of Lerend Werken-opleiding student blijven van de school en geen arbeidsovereenkomst aangaan met het leerbedrijf. BBL-studenten zijn wel in dienst van een leerbedrijf voor een bepaalde periode, en worden geacht werkzaamheden uit te voeren zoals opgenomen in de arbeidsovereenkomst.

Zeker voor opleidingen die de BOL- of Lerend Werken-variant aanbieden, is het organiseren van stages een vak op zich. Behalve dat de persoonlijke competenties van de student gematcht moeten worden met het bedrijf dat op voorhand het meest geschikt lijkt voor de student (kan de student een maximaal leerrendement behalen en/of optimaal presteren in het leerbedrijf?) wordt de student op pad gestuurd met een set opdrachten die hij tijdens de stage of buitenschoolse BPV dient uit te voeren. Het opstellen van deze opdrachten is de verantwoordelijkheid van de school. In de praktijk worden eerst de eindtermen of kerntaken “ontrafeld” in concreet en meetbaar gedrag alvorens de opdracht zelf op te stellen. Maar wat dan te doen?

Vaak blijkt het in de praktijk erg lastig om zowel het leerproces als de beoordeling van vorderingen en prestaties te laten uitvoeren door een leermeester of praktijkbegeleider in het bedrijf. Hoewel de school verantwoordelijk is en blijft voor het uitspreken van een (eind)beoordeling is de beoordeling vaak niet erg objectief en valide. Een leermeester of praktijkbegeleider is, de naam zegt het al, de aangewezen persoon die de student in het bedrijf de kneepjes van het vak aanleert. Waar EVC-aanbieders zo veel mogelijk de taken van begeleiders en beoordelaars scheiden, wordt van een leermeester in de dagelijkse praktijk wel verwacht dat hij beide rollen vervult. Door de stagebegeleiding van de school op de werkvloer worden veel oneffenheden wel weer glad getrokken, maar de vraag blijft openstaan in hoeverre een leermeester of praktijkbegeleider een in voldoende mate valide, betrouwbare en transparante beoordeling kan uitspreken over een student die hij zelf in de praktijk begeleid heeft.

De stagebeoordeling door de school is daarom cruciaal. De school stelt de beoordelingscriteria op, op een zodanige manier dat deze eenduidig zijn en slechts op één manier te interpreteren zijn. De school blijft echter in grote mate afhankelijk van de observaties en het oordeel van een leermeester die in de meeste gevallen geen bevoegd examinator of een bekwame beoordelaar is. Het (eind)oordeel over de stage is veelal gebaseerd op de observaties en waarnemingen van de leermeester.

De beoordelingscriteria van stageopdrachten zijn meestal dichotoom opgesteld. Dat wil zeggen dat de leermeester kan kiezen uit voldoende of onvoldoende (plus of min, ja of nee, goed genoeg of niet goed genoeg). Er kan een aantal kritische criteria per opdracht opgenomen zijn. Dat wil zeggen: als het desbetreffende criterium niet als voldoende is beoordeeld, zal de hele opdracht als onvoldoende worden beoordeeld.

Ervan uitgaande dat de leermeester of praktijkbegeleider naar eer en geweten de beoordelingslijsten (die de school heeft opgesteld) heeft ingevuld, komt een student ooit een keer terug naar school met de ingevulde lijsten. Hoe ga je daar mee om als school?

Vaak is het bij het beoordelen van de stage een kwestie van optellen en aftrekken van Voldoendes en Onvoldoendes om uiteindelijk, door middel van een cesuur tabel, een eindbeoordeling te kunnen doen. Of: per opdracht worden cijfers gegeven die gemiddeld het cijfer voor de deelkwalificatie of werkproces vormen. Maar doet deze manier van beoordelen wel altijd recht aan de prestatie die de student tijdens de stage geleverd heeft?

Met deze gegevens in het achterhoofd heeft EduDesign Caribbean een andere manier van beoordelen geïntroduceerd op Curaçao: het beoordelen van scenario`s. Vooraf wordt door de school ieder mogelijk scenario met hoe en wat de student mogelijkerwijs kan presteren tijdens de stage vastgelegd en gekoppeld aan een cijfer per deelkwalificatie of per werkproces. Op basis van de gestelde beoordelingscriteria per opdracht wordt in kaart gebracht wat de student minimaal moet presteren om voor een voldoende in aanmerking te komen. In plaats van het aantal Voldoendes en Onvoldoendes te koppelen aan een cijfer wordt hiermee een integrale beoordeling uitgesproken over het presteren van de student, en of dat in overeenstemming is met de eisen die aan een beginnend beroepsbeoefenaar worden gesteld.

Door in scenario`s te denken, is de school bij het beoordelen van prestaties tijdens de stage niet meer volledig afhankelijk van de observaties van derden. Hoewel de context centraal staat bij het uitvoeren van stageopdrachten en bij het beoordelen van de stage heeft de school op deze manier meer controle bij het bepalen of de student voldoende gepresteerd heeft of niet en zal de beoordeling objectiever verlopen dan wanneer plusjes en minnetjes worden opgeteld.

Met deze manier van integraal beoordelen is de school bezig om de student te belonen voor wat hij goed doet tijdens de stage en het stagecijfer of de stagebeoordeling op te bouwen in plaats van fouten af te straffen en af te trekken van de maximale score.

Waar een leermeester of praktijkbegeleider de onderwijscontext nog wel eens uit het oog verliest (wat moet de student eigenlijk doen, kunnen en kennen volgens het kwalificatiedossier of eindtermdocument?), verliest de school nog wel eens de beroepscontext uit het oog (we leiden in principe op voor een diploma en niet voor een beroep). Door bij het beoordelen van de stage de genoemde scenario`s te hanteren, wordt een objectievere en eerlijkere beoordeling uitgesproken.

Uiteraard kan een aantal formatieve voorwaarden gekoppeld worden voordat de stage summatief beoordeeld wordt. Heeft de student wel voldoende uren gemaakt en dit vastgelegd in een logboek? Voor zover niet omschreven in eindtermen of werkprocessen: was de beroepshouding van de student tijdens de stage in orde? Heeft de student op een correcte manier gedemonstreerd te kunnen reflecteren op het eigen handelen en functioneren?

Bijvoorbeeld, een student gaat op stage met 4 opdrachten. De stage duurt 10 weken (400 uur). In iedere opdracht zijn één of meerdere kritische criteria opgenomen en van de 4 opdrachten is 1 opdracht die specifiek de eindterm gerelateerde beroepshouding toetst (of gedragsaspecten die bij een competente beroepsbeoefenaar behoren). Van twee opdrachten moet de student een uitwerking op papier overhandigen na de stage in de vorm van een stageverslag.

Voordat een summatieve beoordeling gedaan kan worden, moet de student aan een aantal voorwaarden voldoen (formatief voorwaardelijk) zoals bijvoorbeeld:

  • de student heeft ten minste 392 uur aantoonbaar in het bedrijf doorgebracht (aan te tonen door een ondertekend logboek)
  • de uitwerking op papier (het stageverslag) is op tijd ingeleverd en voldoet aan de eisen van de school op het gebied van lettertype, lay-out en dergelijke
  • de uitgewerkte stageopdrachten zijn door de leermeester voor akkoord ondertekend
  • het is aangetoond dat de opdrachten door de student zelf zijn uitgevoerd en uitgewerkt (authenticiteit is aangetoond)

Een scenario kan bijvoorbeeld zijn: “de student heeft in alle opdrachten alle kritische criteria Voldoende gescoord, de student heeft in de overige criteria over alle opdrachten 3 of 4 Onvoldoendes gescoord maar NIET in de opdracht beroepshouding en de uitwerkingen op papier zijn voorzien van een paraaf voor akkoord door de leermeester EN voldoen aan de inhoudelijke criteria die de school stelt aan deze opdracht. Dan krijgt de student (in dit voorbeeld) een 8,5”.

Een ander scenario kan zijn: “de student heeft 1 keer een Onvoldoende gescoord in de kritische criteria. Dan krijgt de student (in dit voorbeeld) een 5”.

Ook tijdens de binnen schoolse toetsing van vaardigheden zou er een keuze gemaakt kunnen worden voor het beoordelen van scenario`s. In plaats van de nadruk te leggen op het beoordelen van specifieke vaardigheden of trucjes kan er door middel van scenario`s ook integraal beoordeeld worden binnen een gecontroleerde omgeving waarbij iedere student onder dezelfde omstandigheden de zelfde mogelijkheden heeft om optimaal te kunnen presteren.

De voorzichtige conclusie is op dit moment dat het beoordelen van scenario`s beter is voor de student (eerlijker, objectiever, meer valide en betrouwbaarder) en efficiënter is voor de school. Het nakijken en beoordelen neemt minder tijd in beslag, en doet in mindere mate een beroep op specifieke vaardigheden van de beoordelaar. Met andere woorden, door vooraf de scenario`s vast te leggen, is er binnen de school geen specialist meer nodig om de stagebeoordeling te kunnen doen, of dat verschillende (vak)docenten een beoordeling doen over alleen de opdrachten die bij hun “vak” horen.

Een bijkomend voordeel is dat de kwaliteit van de stage verhoogd wordt. Iedere student wordt beoordeeld langs dezelfde meetlat, en is niet meer volledig afhankelijk van de context waarin hij geacht wordt te presteren tijdens de stage. Hiermee wordt voorkomen dat een stage ingevuld en beoordeeld wordt als een bedrijfstraining.

Voor meer informatie over het beoordelen van scenario`s kunt u terecht bij Hayo Vink van EduDesign Caribbean (telefoon +5999 560 0117 of per e-mail: hayo@edudesigncaribbean.cw).